Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [49]die uit u [voortkomen], zullen bouwen [50]de oude verwoeste plaatsen; de fondamenten, [51]van geslacht tot geslacht [verwoest], zult gij [52]oprichten; en gij zult genaamd worden: [53]Die de bressen toemuurt, die de paden weder opmaakt, om te bewonen. 49. Hebreeuws, [die uit u], dat is uwe nakomelingen, die uit u zullen geboren worden. 50. Hebreeuws, de woestheden of dorre woeste plaatsen der eeuwigheid; dat is, die plaatsen, die lang woest gelegen hebben, te weten de vervallen huizen binnen Jeruzalem, en wat daaromheen lang vervallen, ongebouwd, verwoest en ledig gelegen heeft; zie hfdst.61 vs.4. 51. Dat is, vele jaren lang. 52. Hebreeuws, verwekken, of doen opstaan. 53. Hebreeuws, een verbeteraar der bressen, of der vervallen [muren], een wederbrenger der stegen, dat men [in het land] weder wonen moge.